Vakantiehuizen zijn al jaren populair als alternatieve investering. Maar met de stijgende huizenprijzen en veranderende fiscale spelregels (zoals de aangepaste box 3) is het belangrijker dan ooit om kritisch te kijken naar wat je koopt, waar en voor hoeveel. De hype rond recreatiewoningen mag dan wat afgezwakt zijn, toch bieden ze nog steeds kansen – vooral aan de onderkant van de markt.
Veel beleggers richten zich op luxe vakantievilla’s van €250.000 of meer. Toch ligt het échte rendement vaak in de betaalbare woningen onder de €150.000. Hier liggen de jaarlijkse netto rendementen nog regelmatig tussen de 7% en 10%, vooral bij goede bezettingsgraad en efficiënt beheer. Bovendien betaal je bij een lagere aankoopprijs minder overdrachtsbelasting, heb je vaak lagere onderhoudskosten én minder risico bij leegstand.
Met de overgang naar een nieuw box 3-stelsel verschuift de belastingdruk van een fictief rendement naar een werkelijk rendement. Huurinkomsten en het daadwerkelijk behaalde rendement tellen dus steeds zwaarder mee. Gevolg: dure vakantiewoningen worden relatief zwaarder belast, terwijl goedkopere woningen met een gezond huurrendement fiscaal gunstiger uitpakken.
• Kies een woning onder de €150.000 met beperkte vaste lasten.
• Verhuur strategisch: focus op hoge bezettingsgraad in populaire regio’s.
• Minimaliseer kosten zoals parkbeheer, schoonmaak en onderhoud.
• Houd rekening met toekomstige belastingwijzigingen, zeker richting 2026.
Een vakantiehuis blijft een interessante belegging – zolang je niet blind vaart op huurprijzen of locatie alleen. Het is de verhouding tussen aankoopprijs, opbrengst én fiscale impact die uiteindelijk je netto rendement bepaalt. Met name woningen onder de €150.000 bieden op dit moment de beste balans tussen risico en rendement. De slimme belegger weet: hoe lager de instap, hoe groter het groeipotentieel.